Gastblog: Krijgt jouw kind te weinig aandacht in de klas?

Zes aandachtspunten om daar beter zicht op te krijgen!

In mijn tweede kleuterklas had ik een jongetje dat kinderen beet, niet in de kring kwam zitten en thuis in de gordijnen knipte. Nu was de kniples niet mijn sterkste kant, dus ik was blij dat hij dat in ieder geval al kon. Er kwam ook nog een jongetje bij die de eerste dag melde dat zijn vader had gezegd dat als iemand hem sloeg dat hij van zijn vader terug mocht slaan. En maakte daar ook een snelle vuistbeweging bij. Als ik voor ging lezen, zat het knipjongetje uitdagend harde liedjes te zingen vanaf de vensterbank. Dit was niet zoals ik gewend was van mijn stages en mijn eerste kleuterklas. Die waren leuk en gezellig en hier moest ik op mijn tenen lopen. Op een dag kwam de vader van het knipjongetje verhaal halen, want iemand had hem met een schep geslagen en of ik dat niet gezien had. Nee, want ik had ook nog een heleboel andere kinderen die ik een leuke en leerzame dag wilde bezorgen.

Als ouder ben je natuurlijk vooral met je eigen kind bezig. Of het nou kleuters zijn of oudere basisschoolkinderen. Krijgt het wel genoeg aandacht van de leerkracht? Sneeuwt het niet onder? Verveelt je kind zich niet? Is de stof niet te moeilijk, of juist te makkelijk? Wordt mijn kind gepest of is het gewoon passend bij de leeftijd wat er gebeurd? En wat zijn de consequenties van de klassengrootte tegenwoordig voor het onderwijs? Kan de leerkracht het wel aan? Ja, de leerkracht kan het wel aan, maar de omstandigheden maken het soms te moeilijk. Vaak te veel kinderen in een te kleine ruimte. Kinderen moeten bewegen, ontdekken, zich uiten en zo veel meer. En die ruimte is er niet altijd. De maatschappij verwacht het allemaal wel van ze. IMG_5434Tegelijkertijd neemt het gamen en televisie, oftewel het makkelijk absorberen van prikkels en soms veel onzin, toe. Waar vinden we de balans dat het nog gezond is wat we toelaten? En wat betekent het voor een kind in de klas dat thuis nog niet eens zelf een spelletje meer kan bedenken? En dan te bedenken dat kinderen ook steeds mondiger en bijdehanter worden. De leerkracht moet alle balletjes in de lucht houden. Durven we onder ogen te zien dat wat er van een leerkracht gevraagd wordt ontzettend veel is? Om zo’n 30 individuen klaar te stomen vergt een enorm strakke planning. Zo strak dat, -met al het papierwerk dat er tegenwoordig bij komt kijken,- er heel goed berekend moet worden wat er uberhaupt mogelijk is. Dat is het jongleren met de tijd en de leermethodes. Waarbij middenmoot er vaak het best vanaf komt. Met goede behandelplannen kunnen uitvallers en bollebozen vaak extra in de gaten gehouden worden. Maar boven alles is natuurlijk het allerbelangrijkste dat de kinderen gelukkig zijn. Enige mate van gelukkig zijn, je goed voelen, is DE basisvoorwaarde voor het kunnen leren. Alle eer naar de leerkracht die dit voor elkaar bokst: een fijne basis, een goed aanbod van stof wat bij de leerling past, een strakke planning en ook nog leuke, originele lessen en natuurlijk een goed contact met de kinderen.

Terugkomende op de vraag: Hoe weten we of een kind aan zijn trekken komt op school?

Zes aandachtspunten om het voor jezelf op een rij te krijgen:

1.Hoe gelukkig of tevreden voelt jouw kind zich op school? Als een kind niet graag naar school wil, weet je al dat het niet gaat zoals het zou moeten.  En dat hoeft niet perse aan de school of de leerkracht te liggen. Het kan ook zijn dat een kind geen aansluiting vindt bij de groep of dat een kind beter gedijt bij een andere vorm van onderwijs. Het kan van alles zijn, maar onderzoek het, want ieder kind heeft recht op een leuke schooltijd. En ook handig om te checken: Weet de leerkracht dat het kind niet lekker gaat?

2. Hoort jouw kind bij de middenmoot of heeft het speciale aandacht nodig? Dit zou je na kunnen vragen bij de leerkracht. Die kan zelf ook heel goed vertellen wat voor klas het is en hoe hij of zij de problemen in de klas (als die er zijn) ervaart. Een open communicatie is heel belangrijk.

3. En ook als je kind wel bij de middenmoot hoort, op welke gebieden heeft jouw kind nog extra aandacht nodig? Er is altijd iets wat beter kan. En zo niet, is het weinig, dan kan jouw kind heel erg goed iets ontwikkelen waarin het toch uitblinkt. Bv. een ander kind helpen. Kijk ook samen met de leerkracht naar waar de interesses van jouw kind liggen en waarin het zich soms toch een beetje kan onderscheiden.

4. Is er een behandelplan als jouw kind extra aandacht en zorg nodig heeft? Vraag of je het in mag zien en of je erbij betrokken wordt. Je hebt daar recht op.

5. Vraag de leerkracht wat jij als ouder nog kunt doen om je kind beter te helpen.

Bijvoorbeeld als jouw kind moeite heeft met concentratie, beperk dan zeker het gebruik van televisie en computerspelletjes tot een half uur per dag. De leerkracht zal het prettig vinden om de medewerking van een ouder te krijgen.

6. Luister goed naar de signalen die een kind afgeeft. Het zijn vaak van die onopvallende momentjes tussendoor dat een kind iets zegt over hoe het gaat, dus je kunt maar beter alert zijn.

Met deze laatste tip wil ik graag afsluiten.
Vind je het fijn om meer te weten over hoe je meer contact hierover kunt krijgen met jouw kind? Download dan mijn gratis e-book “50 tips voor dieper, echter en leuker contact met jouw kind” op mijn website www.gelukineenboekje.nl

Dit keer een Gastblog geschreven door:
Annemieke Kegel (orthopedagoog en moeder)

Haar boekje is een aanrader. Ben je abonnee van de Libelle of Margriet ben je het boekje waarschijnlijk al tegen gekomen. Op 19 mei zal het in de Viva en de Flair gepubliceerd worden.

Tot de volgende keer 😉

 

Passend onderwijs; Passend opvoeden; Participatiemaatschappij

Vorig jaar ben ik gestart met het schrijven van blogs over passend onderwijs. Wat zijn de mogelijkheden en uitdagingen die dit voor het onderwijs met zich meebrengt? Die uitdagingen zijn er niet alleen voor de uitvoerders van het onderwijs zoals besturen, directies en leerkrachten, maar zullen er ook in toenemende mate voor de ouders zijn. Ik denk namelijk dat, net als in de zorg, er een groter beroep gedaan zal gaan worden op de ouders. Nu zijn ouders al jaren betrokken bij het onderwijs en kunnen hierbij dan ook als educatief partner gezien worden. Dat kan op een indirecte manier gebeuren, bijvoorbeeld als lid van een schoolbestuur, in een Medezeggenschapsraad of als ‘extra handen’ bij schoolreisjes. Direct zijn ouders natuurlijk ook thuis, als het goed is, de ondersteuner van hun kind en dat uit zich op vele manieren. Ze overhoren het leerwerk of maken samen een werkstuk. Ze zorgen voor een rustige omgeving met aandacht voor de algemene ontwikkeling van het kroost en natuurlijk geestelijk en lichamelijk goede ‘voeding’ voor de juiste energie.  De alom bekende drie R’s –Rust, Reinheid en Regelmaat- zou iedereen hoog in het vaandel moeten hebben. Op die manier helpen ouders hun kinderen om ook op school het beste uit zichzelf te halen.

Naast deze basale opvoedkundige eigenschappen waarover ouders nu al beschikken verwacht ik, met de komst van het Passend Onderwijs, dat de rol van ‘leerkrachtondersteuner’ in de nabije toekomst weleens veel groter kan worden. En dat geldt al helemáál voor ouders van een kind met een specifieke hulpvraag vanwege een leerprobleem.
Die gedachte komt niet uit de lucht vallen. Op dit moment zie ik dat veel scholen  worstelen met de vraag hoe ze de extra zorg aan een leerling met een leer- of gedragsprobleem vorm kunnen geven. Overvolle lesprogramma’s, de grootte van de groepen en een stijgend aantal leerlingen met leerproblematiek geeft de leerkrachten vaak het idee dat ze te kort schieten en niet kunnen leveren wat eigenlijk nodig zou zijn. Met enkele scholen bekijk ik of er voor een aantal van die leerlingen een gezamenlijk aanpak, met de inzet van school, RT en ouder, mogelijk is. En we proberen uit te stippelen welke rol ieder van deze drie ‘participanten’ daarbij kan spelen.

We kwamen tot een taakverdeling. Instructie geven en het verzorgen van oefenstof blijft de taak van de leerkracht, al dan niet in samenspraak met de RT-er. Oefenen dient het liefst binnen de reguliere schooltijd te gebeuren, maar ouders kunnen helpen wanneer blijkt dat er tijdens schooltijd onvoldoende mogelijkheden zijn. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt overigens dat de ouders daarbij wel een goede instructie moet krijgen over de manier waarop geoefend moet worden. Goed overleg en tijdige evaluatie tussen de drie partijen is van groot belang om op tijd bij te sturen als de aanpak (nog) niet afdoende is. Dit alles kost natuurlijk tijd en inzet van álle betrokkenen en vergt een open houding van alle partijen bij de communicatie over het kind.

De scholen en ik hebben wel fiducie in deze aanpak. En ik weet zeker dat ouders zullen inzien dat Passend Onderwijs en Passend Opvoeden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. We kunnen aan de slag, denk ik. Naast specifieke instructie, afgestemd op het individuele kind, zijn er ook algemene tips. Ben je benieuwd naar die algemene tips blijf mijn Blog dan in de komende maanden volgen!
Voor algemene  informatie over passend onderwijs in de regio Zuid Kennemerland: www.passendonderwijs-zk.nl

Tot de volgende keer 🙂

Passend onderwijs; een ‘schoolvoorbeeld’

Dank je Thomas

Met dank aan Thomas

Ik heb na 4 ½ jaar mijn samenwerking met mijn vriend Thomas afgerond. Een leerling met een tomeloze inzet, gigantische innerlijke motivatie en een groot doorzettingsvermogen. Hij “zwaait” nu af van de Antonius basisschool en een toekomst in het Voortgezet Onderwijs ligt voor hem. Nieuwe uitdagingen zullen er volop zijn, maar ik heb het vertrouwen dat het hem gaat lukken. En ik hoop dat de school waar hij nu naartoe gaat begrijpt en accepteert wat hij, ondanks zijn Dyscalculie, nodig heeft om zich op reken- en wiskundegebied te kunnen blijven ontwikkelen.

Dat accepteren en compenseren (zorgen voor de juiste instructie, leer- en hulpmiddelen) is wat zijn huidige school hem zeker heeft gegeven waarmee hij de mogelijkheid kreeg om zich ten volle te kunnen ontwikkelen. Dat was niet altijd makkelijk. Want als je als leerling verloren raakt in een proces waar geen begin en eind meer aanzit en waarin je niet  weet hoe je iets moet aanpakken om tot een goed einde te brengen, dan werkt dat zeer demotiverend en krijgt het zelfvertrouwen een knauw. Gelukkig hebben ouders en school dit risico tijdig ingezien en verregaande maatregelen durven nemen om hem te helpen met zijn verdere ontwikkeling. Naast alles wat ouders en school investeerden heb ik ook mijn steentje  mogen bijdragen door het opzetten van een op hem toegespitste rekenleerlijn. Deze bleek succesvol, niet in het minst mede dankzij de samenwerking met de ouders, de leerkrachten, de Intern Begeleider, en de schooldirectie.  De inzet van compenserende middelen waren gelukkig daarbij nooit een punt van discussie.

Toen Thomas op de basisschool kwam bleek al snel dat de “zakrekenmachine” in zijn hoofd niet  functioneerde zoals bij de gemiddelde leerling. Hij had wel inzicht in de rekenprocessen, maar bleek niet in staat te zijn om sommen uit te rekenen. In zo’n geval loopt een kind vrij snel vast in het leerproces. Bij het zoeken naar een oplossing voor dit probleem was iedereen het erover eens dat een rekenmachine een uitkomst zou zijn zodat Thomas kon laten zien welke onderdelen van het rekenen hij wel en welke onderdelen daarvan hij niet kon beheersen. Die rekenmachine gebruikt hij niet alleen bij het dagelijkse rekenwerk maar ook bij toetsen. En dat in een periode waarin Cito het gebruik van de rekenmachine verbood waardoor veel scholen de rekenmachine niet toestonden.
Daarnaast was het mijn taak om steeds, in elke fase van ontwikkeling, opnieuw heel goed te kijken en luisteren naar de behoeften van Thomas. Een tijdrovend proces dat alleen in de één op één begeleiding mogelijk is. In het begin betekende dat veel knip- en plakwerk om de stof overzichtelijk en behapbaar te maken en het zoeken van lesmateriaal dat op zijn niveau nieuwe stof aanbood zonder daarbij te grote stappen te zetten. Gelukkig vond ik het Maatschrift rekenen van de methode “Alles Telt”. Een methode waarmee Thomas ook echt verder geholpen kon worden, toegespitst op zijn situatie. De rustige opmaak, de stapsgewijze opbouw van rekenonderdelen met de juiste herhaling: het bleek een perfect instrument om Thomas te helpen bij zijn ontwikkeling en vanaf groep 5 resulteerde dat ook in een gelukkig kind. Als ik hem daarna nog wel eens vroeg of hij weer met de groepsmethode zou willen meedoen, wist hij niet hoe snel hij de voordelen van zijn Maatschrift aan mij moest opsommen. En hij is inmiddels een kind vol zelfvertrouwen. Zijn wiskunde boek voor volgend schooljaar heeft hij al gezien en hij vertrouwde me toe dat het wat dat vak betreft wel goed zit: “Het is erg overzichtelijk”, zo zei hij.

De begeleiding van Thomas noem ik een “schoolvoorbeeld” van “Passend Onderwijs”. De behoefte van het kind staat centraal. Er wordt gekeken naar wat er nodig is en hoe we dat kunnen bereiken. Dat kost heel veel vertrouwen, communicatie en inzet van alle partijen. De ouders van Thomas hebben mijn nota’s, als  externe RT, betaald. Zoals ‘Den Haag’ het nu geregeld heeft verandert dat per 1 augustus dit jaar en zijn de scholen zelf verantwoordelijk voor de inzet en financiering van dit soort hulp. Ik hoop van harte dat dat gaat lukken, want ik vind dat alle ‘Thomassen’ de kans moeten krijgen om zich volledig te kunnen ontwikkelen en daardoor met vertrouwen de toekomst tegemoet moeten kunnen zien. Dank aan ‘mijn’ Thomas, zijn ouders en de Antoniusschool in Aerdenhout! Ook voor mij is dit een hele mooie periode geweest waarin ook ik veel geleerd heb!

Tot de volgende keer 🙂

 

Passend onderwijs; opmaat tot nog meer toetsen en ontwikkelen van onderwijsvormen zoals “De school met de iPad”?

Al jaren maak ik mij zorgen over onze meetcultuur in het onderwijs. De slogan “meten is weten” heeft wat mij betreft een hoogtepunt bereikt. We zijn zeer kundig geworden in het “meten” en daardoor “weten”, maar het proces van het lesgeven zelf hebben we daaraan ondergeschikt gemaakt. We toetsen op steeds jongere leeftijd en veel vaker per jaar. Meten om te weten is goed als je vervolgens de resultaten analyseert en die analyse gebruikt voor een plan van aanpak. Alles bij elkaar een tijdrovend proces. Met de komst van het “passend onderwijs” is het niet ondenkbaar dat de leerkracht zich nog meer zal gaan richten op het “meten om te weten”. Ik vermoed dat ze als gevolg daarvan, uit tijdgebrek, zullen gaan zoeken naar lesmethoden die snel en individueel ingezet kunnen worden zoals gedigitaliseerde oefenprogramma’s. Het risico daarvan is dat we kinderen vol stoppen met feiten die niet in een context staan of gezet worden door een leerkracht. Zou dit de aanleiding kunnen worden dat we onze toevlucht zoeken in de iPad-scholen, zoals Maurice de Hond dat propageert? Wat mij betreft is dat een vorm van gedigitaliseerd onderwijs die op een aantal fronten de plank mis zal slaan.

In het boek Kairos vertelt schrijfster en filosofe Joke J. Hermsen wat het belang is van frontaal lesgeven. Ze bedoelt hiermee dat de leerkracht de “verhalenverteller” is die de link tussen heden en verleden legt. Hij/zij is degene die in woorden, maar vooral ook non-verbaal, kinderen een boodschap brengt en aanzet tot nadenken en discussie. Docenten die voor de klas verhalen vertellen trainen het empathische vermogen van hun leerlingen; luisteren naar en aandacht hebben voor het verhaal van een ander is een voorwaarde voor het ontwikkelen van sociale en morele vaardigheden, stelt Hermsen (227). Dus naast het vergaren van kennis vaart ook de sociale en morele ontwikkeling van het kind daar wel bij. Vaardigheden die we via een natuurlijk proces, tijdens het lesgeven, zouden moeten leren; niet a.d.h.v. een dure en tijdrovende methode die de scholen vanaf 1 augustus 2015 aan hun lesprogramma moeten gaan toevoegen. Maar goed, naast mijn angst dat te vergaande digitalisering het ‘verhalende’ karakter van het onderwijs weghaalt is er nog een ander onderwijskundig aspect dat daarbij, volgens mij, in het gedrang komt. De Duitse professor Manfred Spitzer stelt in zijn boek “Digitale Dementie” dat we leren door “be-grijpen” (158). Hij zegt: “Bij kinderen speelt niet alleen de zintuigelijkheid van hun ervaringen in de buitenwereld een grote rol bij het leren, maar ook de omgang met de wereld” (159). De Nederlandse professor Erik Scherder onderzoekt de positieve effecten van bewegen op het functioneren van de hersenen. Bewegen bevordert de aanleg van banen in onze hersenen die informatie opvangen en verwerken. Hoe complexer die banen in de hersenen zijn aangelegd hoe beter wij probleemoplossend kunnen denken.

Kortom: leren is veel méér dan kennis vergaren via een computer. Het is een motorisch, sociaal en morele aangelegenheid. Mensenwerk dus en niet uitgevoerd door computers! We kunnen toetsen en techniek, zoals een computer of iPad, niet meer wegdenken uit ons moderne onderwijs. Maar laten we ze dan wel wijs gebruiken. Lesgeven is het werk van professionele leraren. Van mensen met “common sense”. Teveel tijdverlies door toetsen en evalueren en analyseren tot in het oneindige toe doet tekort aan een hoog niveau dat onderwijs zou moeten hebben. Gemeten moet er natuurlijk worden. Maar met mate, tenzij blijkt dat er problemen zijn die verder uitgezocht moeten worden. Maar leve de leerkracht en docent! En zoals Joke Hermsen in haar boek de schrijver W.B. Yeats citeert(229):

 

“Education is not about filling a bucket, but about lighting a fire”

 

Joke schreef in mijn exemplaar van haar boek Kairos, “Tijd is hoop”, en daar houd ik me aan vast…..,

 

Citaten komen uit de boeken:
Kairos , Joke J. Hermsen uitgegeven door: De Arbeiderspers,
Zie ook interview bij programma “Boeken” aflevering op 30 maart 2014

 

Digitale Dementie, Manfred Spitzer uitgegeven door: atlas contact
Zie ook tv uitzending Brandpunt “Het gewiste geheugen” 23 juni 2013

 

tot de volgende keer 🙂

 

Week van passend onderwijs

Week van passend onderwijs: past die pet ons allemaal?

Deze week is het de ‘Week van passend onderwijs’. Doel van dit initiatief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en vele andere organisaties is om gesprekken hierover tussen alle betrokkenen in het onderwijs te stimuleren. Met, hopelijk, veel inspiratiebronnen voor elkaar tot gevolg. Die kunnen we wel gebruiken ook, want vanaf volgend schooljaar komt er een heel nieuw onderwijssysteem voor leerlingen die, op welke manier dan ook, een meer op maat gesneden onderwijspakket nodig hebben. Om de leuze ‘Voor ieder kind de beste kansen’ geen loze kreet te laten zijn zullen we met elkaar voor een goede invulling moeten zorgen bij het benutten van de onderwijsmogelijkheden waarop ieder kind recht heeft.

Het beeld dat de organisatie van deze speciale week bij mij opriep was de oude slogan van de politie: ‘Die pet past ons allemaal’. Daarmee werd bedoeld dat we de politie als onze beste vriend moeten zien en er samen voor moeten zorgen dat de samenleving veilig en fatsoenlijk functioneert. Eenzelfde insteek geldt, wat mij betreft, ook ten aanzien van alle veranderingen die vanaf komend schooljaar binnen het passend onderwijs worden doorgevoerd. Want dát er flink wat vernieuwd wordt is wel duidelijk. Lees de website van het ministerie van OCW er maar op na. Zo verdwijnen de bekende ‘rugzakjes’. Het zijn niet meer de ouders die een financiële tegemoetkoming krijgen bij de extra zorg die hun kind nodig heeft in het onderwijs. Nee, de scholen krijgen vanaf augustus dit jaar de belangrijke zorgplicht om te zoeken naar onderwijs op maat voor de leerlingen die dat nodig hebben. En als zij dat niet zelf kunnen leveren, dan wordt er verwezen naar een andere school.

Die zorgplicht, en dan vooral de uitwerking daarvan in de praktijk, roept bij mij, als remedial teacher nog een hoop vragen op. Hoe gaan de scholen ervoor zorgen dat de ‘pet’ van passend onderwijs voor iedereen past? Waar liggen hun grenzen? En hoe is de inspraak van ouders en andere betrokkenen geregeld?

Die vragen en ongetwijfeld vele andere spelen vast ook in de hoofden van talloze anderen die met passend onderwijs te maken hebben. De antwoorden daarop zullen niet alleen van ‘hogeraf’ komen, maar zullen we vooral ook van elkaar en met elkaar moeten horen. Daarom ben ik wel blij met deze bijzondere week en alle aandacht die dit zo belangrijke onderwerp daarmee genereert. Kranten zullen stukjes schrijven over bijzondere evenementen op scholen of andere nieuwswaardige items die zich deze week zullen voordoen. Scholen, gemeenten, bestuurders, leraren, ouders; allemaal zullen zij met elkaar in debat gaan over de vele kanten van het nieuwe passend onderwijs. Ik vermoed dat er wel veel getwitterd wordt op #wvpo. En daarmee is mijn vraag ‘Past die pet ons allemaal?’ meteen beantwoord: Ja, het bestaansrecht en de concrete invulling van passend onderwijs is zo belangrijk dat daarover door velen gedacht, gesproken en gereflecteerd moet worden. Het gaat tenslotte wel over onze kinderen!

Ga voor meer informatie naar: www.passendonderwijs.nl
Meer weten over de aanloop tot Passend Onderwijs? Kijk dan bij FAQ.

Hoog eb en vloed…..

Sprong in het diepe.
“Water, water, de rest komt later!!” Dat was het eerste dat ik leerde bij een EHBO-cursus. Nu mijn Blog een feit is bekruipt mij het gevoel: “Help, waar ben ik aan begonnen”? Waar zijn het water en de reddingsboei die mij drijvende gaan houden? Gaat het mij lukken jullie te boeien en jullie aandacht terugkerend vast te houden? Maar ik maak die sprong in het diepe en ik ga ervoor! Luctor et Emergo.

Ik realiseer me dat de kinderen met wie ik werk dit onzekere gevoel ook kennen. Bij het leren wil je iemand hebben die je met raad en daad bijstaat. Iemand die je helpt de stof te begrijpen. Je zoekt naar die reddingsboei die je een tijdje helpt drijven totdat je zelf kunt zwemmen. Daar gaat het toch om in het leven … ? Iemand die je bijstaat en in je gelooft. Iemand die je tijd en ruimte geeft om op jouw manier en in jouw tempo te kunnen groeien. We mogen fouten en missers maken. Daar leren we van. Als je maar terug durft te kijken en jezelf afvraagt: “Wat ging er mis en waarom? Hoe kan ik het de volgende keer anders doen om misstappen te voorkomen?” Dit is volgens mij de essentie van leren. Leren is ontwikkelen en dat doe je doorlopend: thuis, op school, op de club, met je vriendjes. Altijd en overal, gedurende je hele leven lang! Het vormt je tot het individu met wie andere mensen willen samenwerken en met wie ze hun leven willen delen. Groot worden gaat met vallen en opstaan. Daarom spreken de woorden van Gottfried Keller (Zwitsers auteur, 1819-1890) mij zo aan:

“Ik ben er van overtuigd dat tegenslagen en een leven van wisselende kansen van invloed zijn op de ontwikkeling van een in alle opzichten flink en degelijk karakter. Daarom: hoog leven eb en vloed, vreugde en verdriet, geluk en liefde.”

Want het leven bestaat niet alleen uit successen: van tegenslagen leren we misschien nog wel veel méér. Misschien is het lage cijfer dus wel meer waard dan een negen of een tien. Onvoldoendes, behaald met inzet, bloed, zweet en tranen, verdienen daarom net zo veel aandacht als klinkende rapportcijfers.
Daarom: hoog leven eb en vloed, … !!

Tot de volgende keer.
:-)